Boekentips
Door Rijk van Vliet, Fierke Koolen en Marielle van Oort
Hoe de premier de macht pakte
Dat D66 tot nu toe nooit een premier heeft geleverd, (al klinkt dat scenario anno 2025 ineens minder theoretisch), weerhield de Mr. Hans van Mierlo Stichting er niet van om de bundel De minister-president: een ambt in ontwikkeling samen te stellen, een analyse van de ontwikkeling van de premier door de jaren heen. In dertien historische, politicologische en staatsrechtelijke essays wordt door verschillende auteurs beschreven hoe de rol van premier ontstond als primus inter pares, de premier de macht zich na de oorlog langzaamaan toebedeelde en vandaag de dag uiteindelijk als de facto regeringsleider opereert.
‘Per ongeluk’ premier
In de grondwet van Thorbecke, waarbij ministers verantwoordelijk werden voor beleid op afstand van de Koning, werd de rol van premier nog niet als zodanig beschreven; slechts de rol van ‘voorzitter van de ministerraad’ was formeel vastgelegd, die lange tijd overigens wisselde tussen ministers. Toch werd het vaak praktischer om één minister deze voorzittersrol op zich te laten nemen. Verschillende essays in de bundel, maar vooral het essay van Remieg Aerts, (tevens biograaf van Thorbecke), slagen erin te laten zien hoe de invulling van voorzitter van de ministerraad vaak afhankelijk was van de persoon en de omstandigheden die destijds speelden, en hoe de rol van premier zich in de negentiende en vroege twintigste eeuw min of meer ‘per ongeluk’ ontwikkelde.
Na de oorlog: presidentialisering en de rol van de media
De essays daarna richten zich op de verdere ontwikkeling van het premierschap dankzij de zogeheten ‘presidentialisering’ van het ambt, en de rol van de media. Op staatsrechtelijk vlak ontwikkelde de premier zich steeds meer als de coördinator van het regeringsbeleid, terwijl de media, die op zichzelf steeds grotere rol aannamen in het leven van burgers, de premier ook steeds meer als hét aanspreekpunt namens de regering begonnen te zien. Hoewel de bundel niet een geheel logische opbouw hanteert in het blootleggen van deze ontwikkelingen slagen de essays er toch in te laten zien hoe het premierschap onder kundige naoorlogse premiers als Drees en Lubbers steeds ‘geconcentreerder’ werd, en de minister van Algemene Zaken steeds meer vingers in de pap kreeg op de beleidsterreinen van zijn collega’s.
Europese druk
De essays die de rol van het lidmaatschap van de premier in de Europese Raad beschrijven zijn misschien nog het meest inzichtvol om te begrijpen hoe de macht van de premier zich vormde. Gedurende de Europese eenwording werd de Europese Raad een steeds belangrijker uitvoerend orgaan, waarvan de premier en níét de minister van Buitenlandse Zaken uiteindelijk permanent lid werd, ondanks langdurig gesteggel tussen AZ en BZ. Doordat dit orgaan formeel deel ging uitmaken van het Europese politieke proces en de Nederlandse premier grondwettelijk het recht kreeg onderwerpen die hij in de Raad besprak op de agenda van de ministerraad te zetten, werd onder lang zittende premiers als Lubbers en Rutte de positie van de premier definitief versterkt, waardoor hij de officieuze regeringsleider werd die hij vandaag is.
Overtuigend overzicht
De minister-president: een ambt in ontwikkeling biedt precies dat wat het belooft: een duidelijk en kundig inzicht in de ontwikkeling van de rol van de premier. Hoewel bepaalde essays niet op het eerste oog voor de leek geschikt zijn (zeker niet waar het aankomt op de meer staatsrechtelijke essays) en de bundel eerder een samenstelling van analyses vanuit verschillende expertises is dan een analyse door de tijd, krijgt de lezer toch een goed beeld van de veranderde rol van de premier. Bepaalde essays springen hierbij in het oog terwijl andere minder geslaagd zijn. Zo bieden de eerste twee essays al een uitstekend historisch beeld van de ontwikkeling van het ambt, terwijl andere essays activistischer zijn. Toch is deze bundel voor iedereen met een interesse in bestuur, (politieke) geschiedenis of staatsrecht de moeite waard.
Rijk van Vliet
Jasper Dekker, Alexander van Kessel en Afke Groen (red.)
De minister-president: een ambt in ontwikkeling
Boom, Amsterdam, 2025
304 pagina’s, €24,90
ISBN 9789024470587
De nuchtere crisismanager uit het Noorden
In ‘Het kon minder – de lessen van Johan Remkes’ nemen Thijs Broer en Peter Kee de lezer mee in de levensloop van deze nuchtere Groninger met een politiek cv van jewelste. Het boek is niet alleen een opsomming van carrièrestappen; het is een ode aan een man die een zeldzaam onafhankelijke positie wist te verwerven in de Nederlandse politiek.
De vorming van Remkes begint op de plek waar zijn wieg stond. ‘Zijn’ provincie, Groningen, loopt als een rode draad door zijn carrière. Die carrière voert door zowel lokaal, regionaal als nationaal bestuur, en geeft daarmee ook een mooi inkijkje in de verhoudingen tussen de drie. Door steeds een nieuwe crisis te managen zien we de liberaal langzaam maar zeker aan de weg timmeren. We leren dat bestuurlijke ervaring én connecties op alle niveaus essentieel kunnen zijn om Den Haag goed te begrijpen en bedienen.
Remkes treedt op als bemiddelaar in talloze politieke stormen: van de gasproblematiek in Groningen en de overstromingen in Limburg, tot aan het formeren van Rutte IV. Het boek brengt interessante onderlinge intriges. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de gespannen verhoudingen tijdens het formeren van Rutte IV, of aan de botsende belangen tijdens de stikstofonderhandelingen. De situaties worden nuchter beschreven, zonder sensatiebelust te worden. Ook proberen Broer en Kee in hun beschrijving een gezonde balans tussen de feitelijke gebeurtenissen en de persoonlijke beweegredenen van Remkes te houden. Dat zorgt ervoor dat het boek niet voelt als politieke achterklap, maar je gaat je als lezer wel afvragen of er niet meer achter die Noordelijke nuchterheid zit. De enige momenten waarop we meer lijken te leren over de emotie achter de man is namelijk als het over, jawel, Groningen gaat. Verder is kritiek of reflectie op Remkes zelf ook nogal schaars in het boek. De lezer mag hierbij zelf bepalen of de auteurs bewust een uitermate waarderende toon kiezen, of dat zij hem misschien soms ook te weinig kritisch hebben benaderd.
Te midden van populisme en politieke onstuimigheid profileert Remkes zich in elk geval als iemand die de rust bewaart, de tijd neemt om te luisteren, en dan pas een besluit neemt. Die besluiten zijn niet altijd het meest populair, maar wel gericht op de langere termijn en het algemeen belang. De voornaamste lessen lijken dan ook te zijn: luister goed en oprecht naar de mensen, maar durf ook te zeggen waar het op staat. Én: wees kritisch op je collega’s, maar ga respectvol met elkaar om. En zo overheerst de verbroederende oplossingsgerichtheid in het boek, als Remkes na een crisis weer een sigaretje opsteekt en een biertje drinkt met zijn concullega’s in de kroeg. Misschien kunnen politici vandaag de dag daar nog iets van leren; een fel debat afsluiten met een stukje ouderwetse, pragmatische gezelligheid.
Fierke Koolen
Peter Kee & Thijs Broer
Het kon minder – de lessen van Johan Remkes
Uitgeverij Pluim, Amsterdam, 2025
232 pagina’s, €24,99
ISBN 9789493420601
De macht en onmacht van de actieve herinnering
Staatsrechtgeleerde Wim Voermans geldt als een van de scherpste waarnemers van de Nederlandse democratie. Met kenmerkende kalmte legt hij uit wat er wel en niet door de beugel kan. In Actieve herinnering. De normen en waarden van nog weten en vergeten onderzoekt hij een onderwerp dat verrassend dicht tegen het staatsrecht aanligt: ons geheugen.
Voermans vertrekt vanuit een moment dat in het collectieve geheugen van Nederland gegrift staat: het Kamerdebat van 1 april 2021, waarin premier Rutte verklaarde geen “actieve herinnering” te hebben aan de kwestie functie elders rond Pieter Omtzigt. Vanuit dat voorbeeld ontvouwt Voermans een brede beschouwing over herinneren en vergeten – niet alleen als menselijke eigenschap, maar ook als democratisch en institutioneel fenomeen. Hij bekijkt het geheugen vanuit staatsrechtelijk perspectief. Zo schrijft hij over hoe in rechtszaken aan waarheidsvinding wordt gedaan en hoe beschavingen als de Babyloniërs en de Grieken hun geschiedenis vastlegden. Voermans verbindt psychologie, recht, politiek en geschiedenis tot een helder en meeslepend betoog, waarin deze disciplines voortdurend met elkaar in gesprek zijn in de zoektocht naar de macht en onmacht van het individuele en collectieve geheugen.
De titel Actieve herinnering bestrijkt verschillende lagen. Enerzijds verwijst hij naar het politieke geheugen dat faalt wanneer macht en verantwoordelijkheid onder druk komen te staan. Anderzijds stelt Voermans de vraag hoe de overheid zelf omgaat met haar geheugen: de informatiehuishouding. Zijn analyse van de zogenoemde Rutte-doctrine – waarbij interne notities buiten het zicht van de Kamer blijven – is vernietigend. De vernietigde sms’jes van Rutte en de zoekgeraakte appjes van Hugo de Jonge illustreren hoe slecht Nederland zijn democratisch geheugen bewaart. De Inspectie Overheidsinformatie en Erfgoed sprak zelfs van “een dementerende overheid”, en Voermans zelf noemt het “een bende”. Hij laat overtuigend zien hoe democratische instituties zichzelf kunnen uithollen door nonchalance en een gebrek aan historisch bewustzijn.
Het boek roept op tot een morele plicht om te herinneren en te bewaren. Ons brein is nu eenmaal op vergeten ingesteld, dus vraagt dat om actieve inspanning om kennis, dossiers en besluitvorming zorgvuldig vast te leggen. Want zonder geheugen, stelt Voermans, verliest de rechtsstaat haar fundament.
Actieve herinnering is bovendien heerlijk geschreven. De auteur neemt de lezer mee in zijn zoektocht, en de luchtige toon waarmee hij kennis en anekdotes deelt, maakt het boek bijzonder toegankelijk. Tegelijk houdt hij ons een ongemakkelijke spiegel voor: wat blijft er over van een politiek systeem dat zijn eigen geheugen verliest?
Marielle van Oort
Actieve herinnering. De normen en waarden van nog weten en vergeten
Wim Voermans
Uitgeverij Prometheus, Amsterdam, 2025
296 pagina’s, €24,99
ISBN 9789044658972