Cliëntelisme 2.0: De terugkeer van ruilpolitiek
Door: Marielle van Oort
Toen ik – inmiddels tientallen jaren geleden – in Galway (Ierland) politicologie studeerde, volgde ik een vak over cliëntelisme. Het college werd gegeven door Michael D. Higgins. Hij was destijds politicoloog, parlementslid, burgemeester van Galway en dichter. Tegenwoordig kennen velen hem als de president van Ierland, geliefd om zijn menselijke uitstraling – en niet te vergeten zijn enthousiaste Berner Sennenhond.
In zijn colleges vertelde Higgins dat cliëntelisme in bepaalde landen (waarbij in Europa Ierland en Malta als koplopers golden) een dominante politieke praktijk was. Het idee erachter is simpel: een politicus luistert naar wat de kiezer wil en doet daar iets mee, maar vraagt in ruil daarvoor loyaliteit. Dit wordt door andere politieke duiders ook wel vriendjespolitiek genoemd, vooral wanneer de ruil zich tussen ondernemers en politici afspeelt.
Maatwerkoplossingen
Maar in Ierland ging het vooral om de gewone burger. Politici deden concrete beloften of verleenden gunsten in ruil voor stemmen. Het systeem draaide om persoonlijke relaties, lokale spreekuren, en een strakke sociale controle. Plicht en gunst hielden elkaar stevig vast. In de jaren ’90 was Ierland een heel andere samenleving dan nu. De kerk vormde er de centrale spil, abortus en het homohuwelijk waren verboden, en de maatschappij leefde volgens oude structuren die voortkwamen uit de Ierse onafhankelijkheidsstrijd. Voor mij, als student, leek het op een verzuilde samenleving zoals Nederland die ooit kende: een samenleving waar religie niet alleen de moraal bepaalde, maar ook het politieke en sociale leven.
Vandaag de dag denk ik meer dan eens terug aan die tijd. Niet alleen omdat religie opnieuw de politieke discussie lijkt te versterken, maar ook omdat ik merk dat cliëntelisme op een andere manier – en heel dichtbij – lijkt terug te keren. Dit keer draait het echter niet langer om persoonlijke gunsten tussen politici en individuele burgers, maar zien we een bredere vorm: cliëntelisme gericht op groepen.
Politici bieden maatwerkoplossingen die direct merkbaar zijn en in ruil vragen zij vertrouwen en stemmen. Kwalificaties als ‘links’ en ‘rechts’ vervagen. De burgers moeten ervaren dat er naar hen geluisterd wordt en dat er plannen klaar liggen. Ook als het praktisch gezien niet kan.
Onmiddellijke tevredenheid
De burger die wantrouwen richting de overheid voelt, krijgt de wet “foutje maken”. De kiezer die zich ongezien voelt, krijgt de asielnoodmaatregelenwet. De stemmer die nuchterheid zoekt in Den Haag of Brussel krijgt daadkrachtige taal en symbolische vuisten op tafel. In ruil voor dat alles krijgen politici wat ze willen: vertrouwen in de opiniepeilingen en een gevoel van grip op de electoraal grillige samenleving. “Er wordt eindelijk wat gedaan,” klinkt het, en dat blijkt voldoende om steun te behouden.
Cliëntelisme 2.0 verschilt in vorm, maar de essentie blijft hetzelfde: politiek draait om het uitruilen van gunsten. De vraag blijft wat dit betekent voor de democratie. Wordt politiek een spel van kortetermijnoplossingen, gericht op onmiddellijke tevredenheid, of kunnen we terugkeren naar het grotere plaatje? De uitdaging van nu is ervoor te zorgen dat wederkerigheid niet verzandt in oppervlakkige oplossingen.