Onorthodoxe oplossingen
Door: Joris Backer
Hervormingen gaan in ons land zelden via een grote omwenteling. Wij polderen ons vooruit. Geen revolutie, maar evolutie. Toch laten die evolutionaire ontwikkelingen onmiskenbaar veranderingen zien. Maar het gaat in Nederland altijd zo dat niemand hiervoor de politieke overwinning mag opeisen.
Herinnert u zich nog de strijd voor de gekozen burgemeester? D66 was als nieuwkomer in de jaren 70 van de vorige eeuw hiervan de aanjager. Het was toen ‘de vernieuwers tegen de rest’. De tegenstanders vonden dat de verkiezing van de burgemeester het staatsbestel aan het wankelen zou kunnen brengen.
Vermoedelijk denken de meeste burgers dat die vernieuwing in schoonheid is gestorven. Toch niet, want hoewel burgemeesters als vanouds benoemd worden door de koning, wijkt tegenwoordig de benoemende instantie niet meer af van de voordracht die door de meerderheid van de gemeenteraad wordt gedaan aan de Commissaris van de Koning.
De wetgever aan zet
Intussen is zonder veel fanfare een initiatiefwetsvoorstel van D66-fractieleider Rob Jetten door beide Kamers van de Staten-Generaal aanvaard, waarin de benoeming van de burgemeester door de koning uit de grondwet is gehaald. Dat betekent dat de wijze waarop die selectie en benoeming wordt vormgegeven een vraagstuk van de wetgever is geworden, zonder de bijzondere tweederde meerderheid die nodig is voor een grondwetswijziging.
Niet revolutionair, maar wel degelijk een verandering. Dit geeft de bestaande praktijk weer. Die praktijk laat ook zien dat het niet langer zo is dat landelijke politieke dominantie automatisch zijn weerslag heeft in de burgemeestersbenoemingen. Zo kon oud-minister Carola Schouten van de landelijk bescheiden ChristenUnie op eigen verdienste - en erkenning daarvan door de gemeenteraad in Rotterdam - burgemeester worden in een stad waar decennialang PvdA-ers werden benoemd.
Er is echter een andere evolutionaire ontwikkeling blijven steken. Dat is de wijze waarop in ons land de minister-president wordt ‘gekozen’. Met de komst van de partijloze ambtenaar Dick Schoof is die kwestie weer vol in de schijnwerpers komen te staan.
Zand in de machine
Sinds de verkiezingen van 1977, waarin voluit de kaart van de zittende PvdA-premier Joop den Uyl werd gespeeld, lijkt de stembusgang te gaan om een rechtstreekse verkiezing van de regeringsleider. Hoewel dat in 1977 onmiddellijk werd gelogenstraft, doordat de grote winnaar Den Uyl geen premier werd, maar het kabinet Van Agt–Wiegel aantrad, onder leiding van de fractieleider van de op twee na grootste partij (CDA), bleef de mantra daarna hardnekkig: de grootste fractie behoorde de premier te leveren.
De inzet van ‘de fractieleider van de grootste fractie wordt premier’ werd hartelijk omarmd door de partijen die de potentie hadden bij de volgende verkiezingen die grootste te worden. Mark Rutte en de VVD hebben hiervan volop geprofiteerd. Tot er in november 2023 zand in de machine kwam: de PVV-fractie van Geert Wilders – in feite ook het enige lid samen met de stichting waarvan hijzelf de enige directeur is – werd met 37 zetels afgetekend de grootste.
De premier-regel bleek plotseling geclausuleerd te zijn: er werden extra eisen aan gesteld, waardoor Wilders zich in de optiek van de andere coalitiepartijen niet (meer) kwalificeerde voor deze functie. Er kwam een 'extraparlementair' noodverband met een premier zonder gezag, dat maar 11 maanden stand hield.
Premierbonus
Het valt niet uit te sluiten dat Wilders in het najaar bij de volgende verkiezingen weer de grootste fractie gaat leiden. Hij zou opnieuw het premierschap kunnen claimen. Zou het niet democratisch zuiverder zijn om ons te herbezinnen op die regel? Ik heb er niemand over gehoord sinds de vorming van het laatste kabinet. Is het ook hier niet tijd voor onorthodoxe oplossingen?
Fracties worden steeds kleiner, er is geen natuurlijke premierbonus meer. Intussen wordt de noodzaak des te sterker om de regeringsleider in Europese gremia meer mandaat te geven en ook meer doorzettingsmacht in grote structuurvraagstukken in eigen land. Er zijn dus meerdere objectieve redenen om over die functie na te denken, heb ik elders betoogd*.
Dat moment komt snel dichterbij. Ik heb de wijsheid niet in pacht, maar het was vóór het kabinet Den Uyl niet ongebruikelijk dat de leider van een kleinere fractie met de vereiste competenties en het vertrouwen van de meerderheid van de Tweede Kamer leiding gaf aan het kabinet. Vanuit evolutionaire dynamiek zal een informateur bij de
grootste fractie beginnen. Maar laten we in het belang van de regeerbaarheid van ons land dat niet als eindpunt beschouwen.
Dan ook kan er bij een verkiezing door de Tweede Kamer een parallel ontstaan met die andere ooit onmogelijk geachte verandering: de verkozen benoemde burgemeester. Die is inmiddels volkomen geaccepteerd. Het mooie van de democratische samenleving is dat er altijd herstel- en verbetermogelijkheden zijn. De zittende macht kan altijd bevraagd worden. En soms is de tijd ineens rijp voor onorthodoxe oplossingen.
Joris Backer
Voormalig lid Eerste Kamer (D66)
*Over de democratie in Nederland, Joris Backer, Boom uitgevers, p. 98-99