Opvallende politieke consensus over bezuinigingen op zorg - zeker aan de formatietafel

Door Tessel Kee en Tom Lubbers

De zorg staat steevast redelijk hoog op de lijstjes van wat kiezers belangrijk vinden. Tegelijkertijd speelt het al zo’n vijftien jaar zelden de hoofdrol in verkiezingscampagnes. Af en toe duikt het thema op via de splijtzwam eigen risico, die garant staat voor semi-legendarische debatmomenten. Denk bijvoorbeeld aan PVV-stemmer Cindy tijdens het SBS-debat van 2023. Maar zelfs dan gaat het debat vooral over koopkracht, niet zozeer over de zorg an sich. Ook bij deze campagne leek deze lijn zich voort te zetten. Of zoals Zorgvisie eind september schreef: “Zorg maakt zich op voor verkiezingen die weer niet over zorg gaan.”

Een campagnethema dat onverwacht terugkeerde

Maar twee weken later veranderde het beeld volledig. Op 10 oktober presenteerde het CPB de doorrekeningen van de verkiezingsprogramma’s en ineens werd zorg hét onverwachte campagnethema. Uit de cijfers bleek dat vrijwel alle partijen die hun programma lieten doorrekenen -met uitzondering van GroenLinks-PvdA - fors willen bezuinigen in de zorg. Het effect was direct zichtbaar: in debat na debat schoven de zorgkosten, eerder nog onzichtbaar in de campagne, naar het centrum van de politieke strijd. Al snel kregen Jetten (D66) en Yeşilgöz (VVD) het zwaar te verduren en haastten ze zich om hun voorstellen te nuanceren: ‘’Natuurlijk gaan wij nieuwe kankermedicijnen wel in het basispakket doen’’, waarop Timmermans Jetten zelfs beschuldigde van ‘jokken’.

Dit artikel is niet de plek voor een uitgebreide analyse van de specifieke maatregelen, maar een korte impressie maakt veel duidelijk. Partijen als VVD, CDA, D66 en JA21 grijpen opvallend vaak naar dezelfde knoppen om de zorguitgaven te temperen, net als SGP, CU, Volt en in mindere mate de BBB. Dan gaat het bijvoorbeeld om: medisch specialisten verplichten tot loondienst, benchmarking in verpleeghuizen, of eigen bijdragen in de wijkverpleging. De grootste politieke gevoeligheid zit echter in het basispakket. Net als SGP, CU, Volt willen deze vier partijen het ‘bevriezen’, waar het CDA nog wel enige financiële ruimte laat voor beperkte uitbreiding waar nodig.

Politieke eensgezindheid over ombuigingen

Los van de inhoud van de voorgestelde maatregelen is vooral één ontwikkeling opmerkelijk: wat jarenlang politiek explosief was - rigoureus ingrijpen in de zorg - is vrijwel geruisloos veranderd in een regulier instrument in de zoektocht naar structurele besparingen. Er lijkt een brede consensus te ontstaan dat ingrepen noodzakelijk zijn, en de partijen die vermoedelijk de kern van een nieuw kabinet vormen, verschillen nauwelijks van inzicht over waar die ruimte moet worden gevonden. Dat is een breuk met het afgelopen decennium, waarin middenpartijen zorgbezuinigingen nog als giftig terrein zagen. Hoe heeft die verschuiving kunnen plaatsvinden? En wat zegt deze nieuwe eensgezindheid over het politieke middenkabinet dat Rob Jetten en Henri Bontenbal proberen te formeren?

Voordat we kunnen ingaan op het waarom en so what van deze ombuigingen, zijn twee kanttekeningen cruciaal. Ten eerste is de politieke consensus minder breed dan de CPB-doorrekening suggereert: juist twee uitgesproken tegenstanders van zorgbezuinigingen - PVV en SP - lieten hun programma niet doorrekenen en vallen dus buiten het overzicht. Ten tweede gaat het feitelijk niet om bezuinigingen in de klassieke zin van het woord, maar om ombuigingen: de zorguitgaven blijven bij alle partijen stijgen, alleen minder hard dan zonder ingrepen het geval zou zijn. Volgens de CPB-cijfers wordt de verwachte uitgavengroei van 16,1 miljard euro afgevlakt, tot bijvoorbeeld 6,4 miljard (VVD), 8,7 miljard (D66) en 10,5 miljard (CDA).

Waarom partijen richting bezuinigingen bewegen

Dat gezegd hebbende, kun je drie verklaringen voor deze nieuwe consensus onderscheiden. Eén belangrijke verklaring op de achtergrond ligt in de verschuiving van politieke aandacht: klassiek sociaaldemocratische thema’s als zorg zijn naar de achtergrond geraakt, terwijl identitaire en culturele kwesties - met migratie voorop - de politieke arena domineren. Die onderwerpen zijn extreem nieuwswaardig en controversieel, zelfs bij kleine beleidswijzigingen (denk aan de ophef rond Fabers borden met “Wij werken aan uw terugkeer”). Beleidsmaatregelen van vergelijkbare omvang in de zorg roepen zelden zo’n fel debat op. Daardoor ontstaat voor partijen meer speelruimte om stevigere standpunten in te nemen en ingrijpendere keuzes te verdedigen zonder direct politiek te worden afgestraft. Tenminste, dat hoopt men.

De meestgenoemde ontwikkeling die de de politieke reflex richting ombuigingen versterkt is echter de NAVO-norm. De ambitie om de defensie-uitgaven richting 5 procent van het bbp te brengen dwingt partijen tot harde keuzes, en de zorg wordt daarbij regelmatig als meest omvangrijke en dus meest logische bezuinigingspost genoemd. Toch is het te eenvoudig om de ombuigingen uitsluitend aan defensie toe te schrijven. Zowel voor als achter de schermen valt te horen dat partijen ook zonder NAVO-norm naar de zorg hadden gekeken.

En daarmee komen we op de derde en misschien wel belangrijkste reden voor deze politieke consensus: het breed gedeelde inzicht dat het huidige groeipad van de zorgkosten onhoudbaar is. De uitgaven stijgen jaar op jaar, en vrijwel alle ramingen laten zien dat vergrijzing, personeelstekorten en toenemende mentale en sociale problematiek de kosten verder zullen opdrijven. Waar de overheid in 2020 nog 116 miljard euro aan zorg besteedde, was dat in 2024 al opgelopen tot 155 miljard - en de lijn wijst alleen maar omhoog. Hoewel experts onderling verschillen in de mate van urgentie, bestaat in de politiek inmiddels vrij breed gedeelde overeenstemming dat structureel ingrijpen onvermijdelijk is.

In dat licht is het veelzeggend dat D66 en CDA het zorgdossier niet als afzonderlijk thema op de formatietafel legden. De SP diende nog een motie in om zorg en sociale zekerheid wél op tafel te leggen, maar haalde ondanks steun van de VVD (waarschijnlijk met tegengestelde motieven) geen meerderheid. Tijdens de eerste informatieronde werden vijf hoofdthema’s besproken, telkens met externe experts. Maar alleen op de dag dat het bredere begrotingskader werd behandeld schoof een hoogleraar gezondheidszorg aan. Los van zijn specifieke inbreng (zie daarvoor zijn opiniestuk eerder dit najaar in het FD) is het vooral tekenend dat de zorg slechts in de context van de financiële begrotingsopgave als een prioriteit werd gezien. De ambitieuze agenda van D66 en CDA die uit deze ronde kwam rollen, sprak dan ook maar kort over zorg en vooral over “scherpe keuzes” die gemaakt moeten worden om de zorg betaalbaar te houden. Daarbij werd het niet al te concreet (op het handhaven van het eigen risico na). Het moge kortom duidelijk zijn dat de partijen het geld niet komen brengen.

Een midden dat op zorg naar rechts helt

Wat zegt dit ons over het nieuwe politieke midden waar het de afgelopen maanden zoveel over ging? Deze wil tot serieus ingrijpen lijkt in ieder geval goed te passen bij het verhaal van Bontenbal (CDA), dat is doorspekt met het maken van ‘moedige keuzes’. Ook als het bijvoorbeeld gaat om het afbouwen van de hypotheekrenteaftrek benadrukt het CDA dat niet alles kan, en dat sommige keuzes pijn gaan doen. Die benadering contrasteert echter flink met het optimistische ‘het kan wél’-narratief dat D66 graag uitdraagt. Het blijft te bezien welke van de twee narratieven blijft hangen bij de kiezer.

De opvallende eensgezindheid over het beteugelen van de zorgkosten - gevoed door een schuivend politiek debat, het prioriteren van defensie en de vermeend onhoudbare kostenstijgingen - staat op zichzelf daarmee al symbool voor het nieuwe politieke midden. Maar ze biedt ook een doorkijkje naar een mogelijk verloop van de formatie. Deze consensus positioneert D66 en CDA immers duidelijk dichter bij VVD en JA21 dan bij GroenLinks-PvdA. Op begrotingsgebied lopen de lijnen tussen midden en rechts nu strakker parallel dan tussen midden en links. Daarmee wordt het zorgdossier, hoe stil het ook in de achtergrond blijft, een subtiele maar betekenisvolle factor die de kansen op een midden-rechtse combinatie eerder vergroot dan verkleint.