PAS op(gelost), we zijn er bijna

Door: Peter van Oort

Begin 2020 ontving Van Oort & Van Oort het verzoek de belangenvereniging van de provincies (het Interprovinciaal Overleg, of kortweg: het IPO) ‘voor enige tijd’ in haar stikstofdossier te ondersteunen. Directe aanleiding voor het verzoek was de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 29 mei 2019, dat het zogeheten Programma Aanpak Stikstof (PAS) niet door bevoegde gezagsorganen (lees: Rijk, provincies, gemeenten, waterschappen) als toestemmingsverlening mocht worden gebruikt voor activiteiten die extra stikstofuitstoot veroorzaken, omdat het PAS niet voldoet aan de natuurbeschermingsregels in de Europese Habitatrichtlijn.

In de praktijk kwam de uitspraak erop neer dat meer dan 3.000 ondernemingen (variërend van agrarische bedrijven tot fabrieken en bouwbedrijven) die op basis van het PAS bij de overheid een melding deden van een bedrijfsuitbreiding, eerst geen vergunning hoefden aan te vragen en na de rechterlijke uitspraak – met terugwerkende kracht – wel. De rechter wenst namelijk eerst natuurresultaten te zien alvorens met aanvullende stikstofdeposities resp. -emissies in te stemmen.

De ontstaansgeschiedenis van het PAS voert terug naar een amendement van de Tweede Kamerleden Diederik Samson (PvdA; nu voorzitter raad van commissarissen Nederlandse Gasunie) en Ger Koopmans (CDA; nu voorzitter van LTO Nederland) op de Crisis- en herstelwet van 2009. Ondanks de stevige waarschuwingen van onder meer de Commissie voor de milieueffectrapportage, die stelde dat het PAS juridisch onhoudbaar was, kozen de toenmalige Landbouwstaatssecretaris Henk Bleker (CDA; nu oud-ondernemer; oud Forum-adviseur) en diens opvolger Sharon Dijksma (PvdA; nu burgemeester Utrecht en VNG-voorzitter) ervoor het PAS in te voeren. Op basis van de redenering ‘eerst bedrijfsuitbreiding, daarna natuurherstel’ zouden de zogeheten PAS-melders juridisch buiten schot blijven. Maar dat bleven zij dus niet.

Over de intenties van de PAS-melders en de rol van de overheid valt veel te zeggen. Zo veel, dat deze kwestie het politieke landbouwdebat tot en met vandaag beheerst. Hoewel er ontegenzeggelijk PAS-melders zijn die door de Raad van State-uitspraak ‘per ongeluk’ een illegale bedrijfsstatus hebben gekregen, zijn er ook bedrijven die hun bedrijfsuitbreiding pas na realisatie hebben gemeld dan wel – en vaak aangemoedigd door ketenbedrijven en kredietverstrekkers – bewust het risico hebben genomen juridisch te worden teruggefloten. Maar ook de overheid gaat niet vrijuit. Omdat de wetgever geacht wordt de wet te kennen, is de rol van de overheid van het begin af aan minstens bedenkelijk.

Sinds de uitspraak van de Raad van State zoeken het Rijk (formeel verantwoordelijk voor het PAS-meldersprobleem) en de provincies (die zich als vergunningverlener, toezichthouder en wetshandhaver in rechtszaken moeten verantwoorden) naar passende antwoorden op het PAS. Inmiddels zijn vele oplossingsrichtingen verkend en opgezet. Van het bewandelen van juridische geitenpaadjes om rechtszaken te voorkomen dan wel te winnen tot het instellen van wetenschappelijke, bestuurlijk en politieke adviescommissies (bij voorkeur onder leiding van Johan Remkes). Van het herdefiniëren van doelen en oplossingen tot het introduceren van regelingen voor bedrijfsbeëindiging of -verplaatsingen. En van het sluiten van een Landbouwakkoord tot en met het ontkennen van het hele stikstofprobleem (variërend van ‘groen is natuur’ tot ‘het stikstofprobleem is slechts een papieren werkelijkheid’). Wat deze oplossingen met elkaar gemeen hebben, is dat zowel het PAS-meldersprobleem als het bredere stikstofprobleem nog steeds bestaat.

Ruim vijf jaar en vijf ministers (Carola Schouten, Henk Staghouwer, Piet Adema, Christianne van der Wal, Femke Wiersma) later stevent politiek-bestuurlijk Den Haag mogelijk af op een PAS-meldersprobleem 2.0. Het demissionaire kabinet heeft zijn zinnen gezet op het verhogen van de zogeheten rekenkundige ondergrens (RKO), die alle PAS-melders ‘in één keer’ legaliseert. Naast het gegeven dat deze te-mooi-om-waar-te-zijne oplossing een reeks beperkingen kent, is het grootste risico dat het kabinet deze RKO introduceert zonder onderliggende juridisch geborgde maatregelen (lees: de garantie van aantoonbaar behoud resp. verbetering van natuur). In het laatste geval zijn we terug bij af en kan stikstof zomaar weer eens een verkiezingsthema worden.


Peter van Oort
Senior adviseur bij Van Oort & Van Oort